Britte Sloothaak over het werk van Farida Sedoc

Interview Non-Profit at all Costs 
Geplaatst:
0006_2015_07_21_SMA_Portretten_Foto_Ernst_van_Deursen-scaled.jpg

De tentoonstelling Non-Profit At All Cost telt acht kunstenaars. We vroegen evenveel experts naar de band met de gepresenteerde werken en de aantrekkingskracht die uitgaat van hun praktijk.

Tekst
  • Joke Hoeven

Britte Sloothaak is curator bij Stedelijk Museum Amsterdam en kent het werk van Farida Sedoc goed. “In 2016 was Farida onderdeel van de tentoonstelling Bell Invites. In het Stedelijke Museum maakten we met haar een publiek programma: ze bekleedde het auditorium met nepgras, haar slogans waren als stickers door de stad verspreid en haar t-shirtworkshop was in no time helemaal uitverkocht. Toen had ze al meteen een onuitwisbare indruk op mij gemaakt, als iemand die enorm veelzijdig is en dingen mogelijk kan maken vanuit haar individuele zelf maar ook vanuit een collectiviteit. Ze is een enorme samenwerker.”

In de tentoonstelling Non Profit At All Cost hangen twee werken van Sedoc waarbij het ene niets aan de verbeelding overlaat, de tekst ‘One Love’ drukte ze in grote letters in het midden op een kleurrijk doek. Het andere werk stelt een afbeelding van een munt voor met in de hoofdrol een afdruk van de vrouw die op het oorspronkelijke Surinaamse bankbiljet werd afgebeeld.

“Faridas werk gaat steeds over de dynamiek tussen cultureel erfgoed, politieke machtsstructuren, geld en globalisatie. In 2020, toen ze reageerde op een open call van het Stedelijk, werd ze door een internationale jury geselecteerd en nam ze deel aan de tentoonstelling In The Presence Of Absence. Deze ging over de aanwezigheid van verhalen die afwezig waren in het collectieve geheugen en ze heeft toen werk gemaakt dat deels ook haar afstudeerwerk was bij Sandberg. The Future ain’t what it used to be is een collage van prints en vertelt vanuit historisch en actueel oogpunt de verhalen over de trans-Atlantische textielhandel die door Nederland werd gedreven zowel in Indonesië als in West-Afrika. Het is een heel groot canvas, een collage met zeefdruk print, en daarin tekent ze in haar herkenbare beeldtaal die bovenvermelde dynamieken op. Ze keek toen specifiek naar de rol van vrouwen: ze waren tegelijkertijd dragers van textiel maar in realiteit waren ze ook vaak handelaars. Zo verbeeldt ze persoonlijke en maatschappelijke verhalen die heel intrinsiek met elkaar verweven zijn.”

“Ze heeft een consequent, verdiepend oeuvre en in tussentijd zijn we altijd in contact gebleven. Van vrouw tot vrouw. Ze is een geweldig iemand om mee te mogen werken.” Dat Nest haar als curator vroeg blijkt ook een interessant gegeven. “Bij tentoonstellingen door kunstenaars zie je vaak een bijzonder begrip voor bijvoorbeeld het verschil tussen het gebruik van het ene of het andere materiaal – en wat daarvan de betekenis is – omdat zij zelf creëeren. Dat is anders dan een kunsthistoricus als tentoonstellingsmaker die zaken zoals materialen, kleuren en technieken voornamelijk interpreteert en analyseert. Beide zijn interessante posities, maar vanuit de positie van de kunstenaar zou je kunnen spreken van een soort van solidariteit voor al die verschillende maakprocessen en beeldtalen, en dat is een enorm voordeel. Haar manier van mensen samenbrengen vind ik enorm bij haar passen. Het ronselen (ze werkt ook onder het pseudoniem Hosselaer) geeft zij een enorm emancipatoire kracht, en ze deelt die kracht ook. Dat geeft ook alweer aan wat ze allemaal doet voor de mensen om haar heen.”