In de richting - Een gesprek tussen Lakisha Apostel en Lungiswa Gqunta
- Zazie Duinker
- Lungiswa Gqunta
- Lakisha Apostel
Als je de tentoonstellingsruimte van Nest in Laak binnenkomt, zie je meteen holle structuren die je meenemen door een landschap van aarde, klei en witte lakens. De twee installaties van Lakisha Apostel en Lungiswa Gqunta zijn zo naadloos met elkaar vervlochten, dat het moeilijk te geloven is dat de kunstenaars elkaar voorafgaand aan hun duo-tentoonstelling bij Nest nog niet eerder hadden ontmoet.
Slechts een paar maanden geleden introduceerde curator Zazie Duinker de twee met het voorstel om een verhaal te vertellen over dekoloniaal en belichaamd luisteren. Ze zag dat de kunstenaars beweging, ritme en het lichaam op dezelfde manier gebruikten om een gevoel van verbondenheid te creëren. In haar performance-werk We Shared a Belly gebruikt Apostel namelijk sculpturen als rituele hulpmiddelen om het ontwortelde lichaam zich met aarde te verbinden. Het is een reactie op haar verlangen om een verbinding te vormen met haar thuisland Curaçao. In Riotous Assembly richt Gqunta zich ook op haar verbinding met haar thuis in Zuid-Afrika, door te kijken hoe de geschiedenis in het lichaam voorleeft in het heden. Haar video-installatie laat zien hoe het vouwen van lakens door vrouwen kan leiden tot een collectief gesprek.
Beide kunstenaars werken met zorg en aandacht om via beweging en inspanning een verbinding met de geschiedenis te maken. Deze toewijding is zichtbaar in de gehele werkwijze van de kunstenaars. In de manier waarop ze praten, werken en leven, zijn Apostel en Gqunta niet bang om dingen tijd te geven, een mening nog eens te heroverwegen, of het niet helemaal te weten. Deze levensbenadering getuigt van een constante evolutie of transformatie: niets is vaststaand. Ze laten het zien terwijl ze praten. Eerst lijkt het alsof de kunstenaars allebei heel ander soort dingen doen met hun werk, maar langzaam komen ze tijdens het gesprek steeds dichter bij elkaar. Als ze bijvoorbeeld praten over de ruimte die het lichaam in hun werk inneemt, zeggen de kunstenaars eerst vooral dat hun situaties anders zijn. Apostel zoekt gretig naar een gevoel van thuis zijn, terwijl Gqunta dat gevoel al sterk heeft. Toch blijven beiden ermee worstelen. Hoe zit dat?
Het blijkt uit hun gesprek dat het idee van een ‘plaats’ of ‘thuis’ niet iets is wat je eenvoudig kunt vinden of dat ergens klaar ligt. Het idee van een plaats is steeds in beweging. Het begint als een bestemming, verandert naar iets wat behouden moet worden, en groeit uiteindelijk uit tot een gebaar. Naarmate de tastbare vormen vervagen, laat het je nadenken over de lege ruimte die achterblijft. In A Map to the Door of No Return, een boek waarin identiteit en het idee van plaats worden verkend, schrijft auteur Dionne Brand: “Waar ze ook wonen, is verafgelegen.”1 Aanvankelijk lijkt deze uitspraak scherp en ver weg. Maar de ideeën die in het gesprek naar voren komen, bieden een bredere kijk. Apostel en Gqunta bespreken verschillende dingen: hoe de geschiedenis in het heden voortleeft, hun doelbewuste omarming van onbegrip en wat zij ‘het’ noemen – waarover later meer. In het gesprek maken ze hun ideeën over plaats, geschiedenis en dynamische identiteit kenbaar. Hun kunstpraktijk is niet gericht op een bepaald einddoel, maar juist op voortdurende beweging in een bepaalde richting. Als we met deze houding naar de afstand die Brand beschrijft kijken, zou het dan mogelijk kunnen zijn om die afstand toe te eigenen? Kun je het vormgeven naar jouw eigen behoeften, het op jouw eigen manier navigeren? Zoals Apostel en Gqunta bespreken, is het bestaan dan een voortdurende beweging in een richting kunnen zijn Zoals Apostel en Gqunta in dit gesprek bespreken, zou in de ruimte bestaan een voortdurend gebaar kunnen zijn in de richting van?
In Land We Resonate, Lungiswa Gqunta & Lakisha Apostel - foto door Zoë Hollander
Zazie:
Hoe ervaren jullie de combinatie van jullie werken bij Nest? Welke harmonieën zien jullie, en welke verschillen blijken juist?
Lakisha:
Voor mij voelen de werken nauw verwant, omdat we het allebei hebben over de relatie tussen identiteit, het lichaam en ruimte. Tegelijkertijd verschillen onze manieren van werken. De manier waarop ik We Shared a Belly benader, begint met een vraag: hoe kan ik een verbinding maken? Ik heb een behoefte: de wens om ergens bij te horen of ingebed te zijn, het verlangen om me thuis te voelen, en niet voortdurend te blijven hangen in een staat van onzekerheid en dwaling.
Lungiswa:
Ik denk dat de manier waarop het lichaam in de ruimte is, ook heel anders is in onze werken. In jouw werk is het lichaam echt actief aanwezig, terwijl in mijn werk het meer gaat om een soort geest-lichaam; een lichaam dat er niet meer is, of in ieder geval in een ongrijpbare vorm.
Je zegt dat jij je werk gebruikt om een gevoel van plaats te creëren, maar dat gevoel heb ik al sterk. Ik moest dan ook echt even stilstaan bij het gebruik van het woord ‘ontheemding’ in de tentoonstellingstekst. Ben ik daarmee bezig? Ben ik ontheemd? Wat betekent ontheemding voor mij en hoe ga ik daarmee om? Ik denk dat ik ontheemding meer vanuit een historisch perspectief bekijk. Het is geleefd, natuurlijk, maar het is nagelaten. In de mate dat ik bezig ben met mijn identiteit in relatie tot ruimte, probeer ik zowel de historische als huidige vormen van ontheemding af te weren. We weten misschien wel welke vormen ontheemding in het verleden heeft aangenomen, maar ik wil kijken naar hoe het zich vandaag de dag voortzet, hoe het zich uitdrukt en hoe het ons nog altijd ontwortelt van de plaats die wij tot thuis hebben gemaakt.
Zazie:
In het werk van Lakisha zijn performers langere tijd fysiek aanwezig in de ruimte. In vergelijking daarmee is de lichamelijke aanwezigheid in Riotous Assembly meer verspreid, in de vorm van handen die lakens vouwen op een scherm. Hoe heeft dit invloed op de manier waarop het lichaam omgaat met ontheemding in jouw werk?
Lungiswa:
Jij, als bezoeker, bent de lichamelijke aanwezigheid op dit moment, maar je staat in relatie tot wat er voor jou was. Dat kan een voorouderlijke aanwezigheid in de ruimte zijn; lichamen die hebben geleefd en nu misschien niet meer fysiek aanwezig zijn, maar nog steeds voelbaar zijn in het werk.
Lakisha:
Veel van waar ik vat op probeer te krijgen is die nagelaten ontheemding. Wat zijn de overblijfselen of de effecten van onze koloniale geschiedenis? Momenteel zit ik in de beginfase van het ontrafelen van deze geschiedenis, en in het bijzonder het begrijpen hoe die in het lichaam opgeslagen is, binnen de context van Curaçao. We Shared a Belly is een methodologie om deze dingen voor mezelf te begrijpen. Ik maak het werk niet vanuit de positie: ik begrijp dit, ik ben hiervan geheeld en ik wil dit of dat uitlichten. Ik maak het juist vanuit de erkenning dat ik het niet begrijp. Ik snap niet hoe deze ontheemding werkt, binnenin mij, maar ik voel het om me heen. Ik voel de echo, de overblijfselen, de stukjes geschiedenis die om ons heen zweven.
Lungiswa, waar plaats jij jezelf op het spectrum van begrijpen hoe geschiedenis in je lichaam en in je werk voortduurt?
Lungiswa:
Ik luister naar je pogingen om die hele geschiedenis te begrijpen, en ik denk: het is gewoon niet te begrijpen. Het klopt helemaal niet. Er is niets dat iemand kan zeggen waardoor ik het zal begrijpen.
Lakisha:
Mhm.
Lungiswa:
Het uitstellen van dit begrip is in mijn werk een vorm van verzet, van weigeren, van weerstand. Mijn werk komt niet alleen voort uit mijn eigen ervaringen, maar ook uit die van iedereen om me heen. Wanneer we met elkaar praten en proberen het te verwerken, wordt het duidelijk dat we er nog steeds middenin zitten. Het is moeilijk te begrijpen hoe dingen zijn gegaan als je er nog middenin zit. De geschiedenis blijft maar doorgaan. Het voelt nog steeds als iets van nu. Ik kan het met geen mogelijkheid allemaal kennen of begrijpen, het blijft maar komen.
Hoe kan het nog steeds groeien, zich ontwikkelen en veranderen? Het is verbijsterend. Het is alsof je in de war wordt gebracht; de pogingen om de geschiedenis en de manieren waarop die zich in het heden uiten, zijn tevergeefs. In welke taal kan ik ‘dit ding’ proberen te begrijpen, in de hoop wat duidelijkheid te creëren die het toegankelijk maakt? Ik heb emotie – iets dat onbewust en soms ook onvrijwillig kan zijn – omarmd als manier om te communiceren.
Lakisha:
Ik denk dat ik Lungiswa heel goed begrijp. Het is heel moeilijk om het te begrijpen. Het is niet slechts geschiedenis. Er is iets dat om ons heen zweeft. Het verandert van gedaante, en neemt daarin verschillende vormen en stemmen aan. Ik geloof dat onze werken voorzichtig proberen die leegte aan te raken om het te begrijpen, zonder er een naam aan te hoeven geven.
Zazie:
Doe je die poging om het te grijpen voor jezelf, of om te kunnen communiceren met en naar anderen?
Lungiswa:
In eerste instantie doe ik het om zelf wat duidelijkheid te krijgen over ‘dit ding’, maar al snel wordt het ook een poging om het naar anderen te communiceren. Tijdens die poging kan het echter volledig veranderen. Vooral tijdens het installeren, wanneer ik geen uitgestippeld plan heb en me laat leiden door mijn intuïtie, leer ik veel over mijn werkwijze, welke dingen er ontbreken en hoe ik moet beginnen te handelen. Het laat me zien dat het werk meer bedoeld was om mij dingen te leren, in plaats van iets aan anderen over te dragen.
Zazie:
Kun jij je daarin herkennen, Lakisha?
Lakisha:
Ja, heel erg. De manier waarop het resoneert met mij zit in dat de performance plaatsvindt met of zonder publiek. Ik voer de performance niet op om door mensen gezien te worden. Het staat op zichzelf, omdat het moet. Het werkt draait om een poging tot verbinding, en die voltrekt zich tussen het lichaam en het werk, en niet per se tussen het publiek en het werk. Het publiek wordt uitgenodigd na te denken over de mogelijkheden om te verbinden. Welke methodes kunnen we ontwikkelen om te engageren?
Ik kan ook inzien dat mijn werk iets absurds heeft: ik graaf aarde op in Curaçao, draag het de oceaan over naar Nederland, plaats het in mijn keramieken hulpmiddelen, en plaats vervolgens mensen in die sculpturen in een poging een link te creëren. Het is noodzakelijk, het komt voort uit de grote behoefte om iets dichtbij te hebben. Maar die verbinding is niet vanzelfsprekend, die ontstaat pas in het gebaar. Het is echt een praktijk. Ik zeg niet dat ik alles kan oplossen, dat je simpelweg een uur kunt liggen en dan meteen verbonden bent. Maar wat als we het proberen? Net zoals in een workshop moet het alsmaar opnieuw gebeuren, voor een langere tijd.
Lungiswa:
Ik ben in shock door hoe ik je hoor praten over absurditeit. Ik dacht echt, wat? Wat noem je nou absurd? Waarom is dat zo absurd? Dat is het totaal niet. Toen ik naar Amsterdam verhuisde voor mijn eerste jaar aan de Rijksakademie, voelde ik die breuk heel erg met thuis. Ik kon mezelf niet plaatsen. Dus heb ik als allereerste een heleboel zakken potgrond gekocht, die in mijn studio uitgestort, en mijn moeders foto’s uitvergroot. Dat was mijn manier om te aarden. Later dat jaar vond ik een metalen bak, en die heb ik gevuld met water. Dus, als je het zo bekijkt zijn we allebei absurd.
Lakisha:
Misschien kijk ik door een externe lens. Jij vindt het niet absurd, omdat wij vergelijkbare behoeftes delen. Wanneer ik van buitenaf kijk, denk ik: wat ben ik aan het doen? Maar als ik zelf in die verwarring of zoektocht zit, denk ik: oh ja, oké. Het is heel logisch binnen mijn praktijk. Het is misschien een beetje absurd, maar wanneer ik er mee bezig ben, voelt het heel logisch.
Lungiswa:
Ik zie die gespleten connectie ook thuis. Daarvoor hoef je niet buiten je eigen huis te treden. De koloniale geschiedenis van ontheemding en vernietiging speelt zich af op alle niveaus. Het ligt in je achtertuin, net zoals overal ter wereld waar je naartoe gaat. Het is de basis.
Ik besef net dat geen van ons streeft naar een situatie waarin alles opgelost is. Helemaal niet. Ik denk dat dat een hele mooie houding is.
Lakisha:
Waarom denk je dat dat zo is?
Lungiswa:
Ik denk dat het te maken heeft met de redenen waarom we werk maken. Voor wie stellen we deze werkwijzen op? Je betreedt de kunstwereld en wordt in een situatie geplaatst die hele specifieke dingen van je eist, en je wordt verteld dat je aan die verwachtingen moet voldoen om er te kunnen zijn. Op een gegeven dacht ik: nee, eigenlijk hoeft dat niet. Tijdens mijn post-academische residentie kreeg ik bij onze laatste presentatie een opvallende reactie op een serie werken. ‘Je maakt werk dat niet verkoopt.’ Oh, shit, dacht ik. Ik heb het geld echt nodig. Ik raakte in paniek. Maar toen begon ik na te denken over wat mijn werk dan wel zou kunnen zijn. Het bevrijdde me van alles wat dit systeem van me vraagt. Misschien is er voor die urgentie, die ons drijft om te blijven maken, geen ruimte in de omstandigheden waarin alles ‘opgelost’ is.
Lakisha:
Het heeft ook te maken met de relatie tot het collectief. Ik vind het lastig om te zeggen: dit is hoe we moeten leven, en als iedereen mijn werk maar bezoekt, komt alles goed. Dat weet ik niet. Nogmaals, het is een gebaar. Hoewel mijn werk openstaat voor anderen, kan ik alleen spreken vanuit mijn eigen ervaring. Dat is ook waarom het voor mij niet opgelost is: mijn oplossing is niet die van iedereen, en dat is oké.
In Land We Resonate, Lungiswa Gqunta & Lakisha Apostel - foto door Zoë Hollander
Zazie:
Hoe is dan om te exposeren bij Nest? Op welke manieren voel je dat het je beperkt in het werken zonder een bepaald einddoel, en op welke manieren geeft het je juist wel die mogelijkheid?
Lakisha:
Een factor die beperkend kan zijn bij het tentoonstellen van mijn werk is het publiek. Een hoop mensen die Nest zullen bezoeken, hebben niet dezelfde context die ik heb. Lungiswa begreep meteen dat het niet absurd is om aarde de wereld over te transporteren, maar niet iedereen heeft die persoonlijke achtergrond daartoe. Dat kan soms spannend zijn. Het is spannend dat mijn werk zal worden bekeken door mensen zonder diezelfde behoefte, omdat er een kans is dat ze me niet zullen begrijpen. Of niet zozeer dat ze het niet begrijpen, maar dat ze het op de verkeerde manier begrijpen.
Zazie:
Hoe is dat voor jou, Lungiswa?
Lungiswa:
Ik besefte dat het me niet uitmaakt of het publiek het begrijpt. Ik heb ervoor gekozen om op een bepaalde plek te zijn. Ik hoop alleen dat de Zwarte mensen die de tentoonstelling bezoeken het begrijpen. Als zij het begrijpen, dan is het goed.
Ik heb dit werk bewust niet vertaald of van ondertitels voorzien. Je kunt om ondertitels vragen, maar je zult ze niet zomaar krijgen. Nee, daaruit blijkt geen zorg, geen voortdurende moeite om je begrepen te laten voelen. In dit werk speel ik veel met die toegankelijkheid. Ik beweeg zoals ik wil en waar ik wil, en ik weet hoe ik informatie kan delen met wie ik wil.
Zazie:
Het klinkt alsof de ruimte geen invloed heeft op waar jij kiest te gaan. De ruimte heeft niet de kracht om jou te beperken. Jij beslist zelf dat je je onbeperkt kunt bewegen.
Lungiswa:
Geen enkele macht. Ik ben niet op zoek naar goedkeuring voor mijn aanwezigheid. Er zijn zoveel manieren om te leven en te doen wat we doen. We hoeven ons niet in een systeem te laten beperken. Dat is de houding waarmee ik me beweeg. De ene keer werkt het, de andere keer niet. Maar ik hou vol, ik blijf doorgaan, ik laat zien wie ik ben en ik hou vol: dit is wie ik ben.
1 Dionne Brand, A Map to the Door of No Return (Random House of Canada Limited, 2001), 203.